PTT Kievitsveld 2006 2007

Overname van informatie uit de verslagen is alleen toegestaan na toestemming van de contactpersoon van de betreffende telling en met bronvermelding.

Ook in het afgelopen seizoen werden op de derde zondagen van de maanden augustus tot en met april weer de Kievitsveld-tellingen gehouden volgens het principe van de PTT, de punt-transect-telling. Twintig vaste telpunten, vijf minuten tellen per punt en dan fietsen naar het volgende punt. Bij een totale fietsafstand van een kleine dertig kilometer en drie koffiepauzes van twintig minuten zou je dan na een kleine vijf uur toch wel weer thuis moeten kunnen zijn. Vreemd genoeg blijken we toch eigenlijk altijd zo’n zes en een half uur onderweg te zijn, en ook in dit achttiende seizoen op rij verveelde het ons nog niet.

Iets minder enthousiast waren we over het weer. In tegenstelling tot vorig jaar werden we nogal vaak geplaagd door (mot)regen. De vogels houden zich dan meer gedekt en zijn door natte kijkers en brillen ook nog eens extra moeilijk te zien. Verder blijkt het dan erg lastig om de toch nog getelde aantallen enigszins leesbaar aan het papier toe te vertrouwen. De temperatuur varieerde van één graad, wat bij een matige noordwestenwind op de vlakte behoorlijk fris mag heten, tot 27 graden bij de laatste telling in april.

Wat zagen we zoal. Zoals vrijwel elk jaar kwamen er ook dit jaar weer een paar nieuwe soorten bij, in dit geval twee ‘echte’ en twee discutabele, waarmee het totaal aantal soorten nu op 164 staat. De kleine plevier werd in april gezien, terwijl de rouwkwikstaart bij de waterzuivering zowel in februari als april aanwezig was. Op verzoek van SOVON werd in december ook de ‘stadsduif’ als aparte soort geteld. Tot nu toe werden deze ‘race-duiven’ genegeerd. Een ander apart geval was de ‘gierzwaluwachtige’, niet zijnde de gewone gierzwaluw en genoteerd als Apus spec, die in november gezien werd. De roodhalsfuut van april was de eerste sinds februari 2000 en voor de canadese ganzen moeten we terug naar het seizoen 1994-1995.

Per telling werden 48 tot 58 soorten gezien en over het hele jaar 89 soorten. De ijsvogel liet zich op elk van de negen tellingen zien, met maximaal zes exemplaren per telling. Ook de grote gele kwikstaart werd weer regelmatig gezien, zowel bij de waterzuivering als op diverse plekken langs de Grift en bij de Cannenburg

Het aantal tellers op de zondagen varieerde van vijf tot acht. Bij wijze van uitzondering werd de maart-telling wegens de bar slechte weersvoorspelling van de zondag naar de vrijdag vervroegd. Daardoor bleken slechts drie tellers beschikbaar.