Bussloo-tellingen 2009-2010
Overname van informatie uit de verslagen is alleen toegestaan na toestemming van de contactpersoon van de betreffende telling en met bronvermelding.
Ook het achttiende seizoen in de serie Bussloo-tellingen is voorbij, het negentiende is al weer begonnen. Het totaal aantal in die achttien jaren waargenomen soorten is inmiddels gestegen tot 163. Dit jaar varieerde het aantal per telling geziene soorten tussen 45 en 51. Het totaal aantal soorten kwam uit op een tamelijk bescheiden 85.
Drie soorten werden dit jaar voor het eerst op deze route geteld. Wie nu opmerkt dat we vorig jaar toch al op 161 soorten zaten heeft heel goed opgelet. Het verschil zit in de rietganzen Anser fabalis die in het seizoen 1992-1993 geteld werden en in de statistiek beschouwd werden als een andere soort dan de toendrarietganzen Anser serrirostris die in latere jaren gezien werden. In 1993 werden toendra- en taigarietganzen nog als ondersoorten van dé rietgans Anser fabalis beschouwd. Deze soortnaam wordt nu gebruikt voor de taigarietgans. Aangezien er voldoende reden is om aan te nemen dat het ook in 1993 om een waarneming van toendrarietganzen ging, is het bestand in die zin gecorrigeerd. Vandaar dat het totaal dus niet op 164 maar op 163 soorten staat.
Nu dan de drie nieuwe soorten. In oktober werden zes kleine plevieren gezien, een pioniersoort van schaars begroeide oevers, die bijvoorbeeld ook in de nieuwe wijk Zuidbroek en in delen van het Beekbergerwoud werd aangetroffen. In november konden we genieten van een paar vuurgoudhaantjes en in januari werd een waterpieper gesignaleerd. De gele kwikstaart die ook in september gezien werd was weliswaar niet nieuw voor de route, maar wel het eerste exemplaar sinds 1993. In november noteerden we ook een witoogeend, waarbij het mogelijk, dan wel waarschijnlijk, om een hybride ging. Andere leuke soorten: een houtsnip in november, een grote zaagbek in december, de kleine bonte spechten in februari en maart, de regelmatig gesignaleerde goud- en appelvinken en gelukkig ook in april nog de ijsvogel, die kennelijk de strenge winter overleefd had.
Daarmee komen we op het weer. Net als vorig jaar lag Bussloo ook nu in januari en februari weer voor een groot deel dicht. De nog niet weggetrokken vogels concentreerden zich andermaal in een paar resterende wakken. In maart begonnen we nog ruim onder het vriespunt, maar een ongesluierde zon zorgde bij een zwakke wind al snel voor een wat aangenamere temperatuur. In december en april was er sprake van enige motregen, voor het overige hielden we het droog, altijd een heel belangrijke voorwaarde voor een aangename telling.
Het aantal deelnemers aan de telling variëerde van zeven tot twaalf. Voor de schrijvers die bij toerbeurt de tellijst invullen (waarvoor ook nu weer dank) is het soms wat lastiger werken bij een groter aantal deelnemers; anderzijds ziet de vogelwerkgroep deze tellingen toch ook als een plezierige en effectieve manier voor relatieve nieuwelingen om kennis te maken met het herkennen en tellen van vogels en met de leden van de vogelwerkgroep.